Scheherazade vertelt over de wanhoop van het volk: “O gezegende koning, ik hoorde dat een droevige rechter begon te huilen in plaats van haar oordeel uit te spreken toen de nacht van de drie manen viel. Een voortvluchtige moordenaar zwerft veertig dagen door het platteland, droomt van hoeren en patrijzen, en teleporteert om de politie te ontwijken. Een gewonde koe herinnert zich een duizend jaar oude olijfboom en vertelt droevige verhalen. De bewoners van een hoogbouw in een buitenwijk, omringd door dode mensen en geesten, redden papegaaien en urineren in liften. Er is daar ook een hond die...' En wanneer de nieuwe dag aanbreekt, valt Scheherazade stil.